Dutch: For Beginners

De leerling kan vertrouwde en alledaagse uitdrukkingen begrijpen en gebruiken, evenals zeer eenvoudige uitspraken die gericht zijn op het bevredigen van concrete behoeften. Hij kan zichzelf of iemand anders voorstellen en iemand vragen over hem stellen – bijvoorbeeld waar hij woont, zijn relaties, wat van hem is, enz. – en kan hetzelfde soort vragen beantwoorden. Hij kan op een eenvoudige manier communiceren als de gesprekspartner langzaam en duidelijk spreekt en meewerkt.